Antwoorden op Kamervragen over de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo)

De minister van Financiën heeft deze maand zijn antwoorden aan de Eerste Kamer gestuurd op een aantal kritische vragen van de Eerste Kamer over de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo). Klik hier voor de nadere memorie van antwoord. De minister wijst nogmaals op de perverse prikkels die van een variabele beloning van een half jaar salaris (50%) zouden uitgaan en motiveert daarmee de keuze in Nederland voor de begrenzing van de maximale variabele beloning tot 20% van de vaste beloning (de zogenoemde 20%-bonuscap). Naar aanleiding van vragen over het gelijke speelveld in Europa, laat de minister weten dat een gelijk speelveld op dit moment niet haalbaar is, gelet op de grote verschillen tussen de lidstaten met betrekking tot het beloningsbeleid en in het bijzonder het bonusplafond. Nederland maakt gebruik van de aan de lidstaten geboden optie om nationaal een strenger plafond vast te stellen. In antwoord op vragen over eventuele negatieve gevolgen van de Wbfo voor het vestigingsklimaat en het concurrentievermogen van Nederland, stelt de minister dat, gelet op onder meer het gelaagd bonusplafond (wat rekening houdt met de internationale verschillen) en de uitzonderingen op het bonusplafond voor specifieke financiële ondernemingen, er geen sprake is van een reëel risico van verlies van hoogwaardige werkgelegenheid en er daarom ook geen negatieve primaire of secundaire effecten voor de Nederlandse economie worden verwacht. Tot slot legt de minister uit dat bijkantoren van banken met zetel in de EER zijn uitgezonderd van het bonusplafond (en bijkantoren van buitenlandse verzekeraars niet), omdat het niet mogelijk is die banken een bonusplafond op te leggen nu op grond van de richtlijn kapitaalvereisten banken met zetel in de EER reeds verplicht zijn een bonusplafond toe te passen, ook op hun bijkantoren. De Wbfo treedt naar alle waarschijnlijkheid in de loop van 2015 in werking.