Wanneer moet de Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet nou eigenlijk worden verstrekt?

Wanneer moet de Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet nou eigenlijk worden verstrekt?

Aanbieders van consumptief krediet zijn verplicht om consumenten tijdig precontractuele informatie te verstrekken. Dit moet “geruime tijd voordat de consument door een kredietovereenkomst of een aanbod wordt gebonden”. Met die informatie moet de consument in staat worden gesteld tot een adequate beoordeling van het krediet en het vergelijken van verschillende aanbiedingen om zo een geïnformeerd besluit te kunnen nemen over het sluiten van een kredietovereenkomst. De precontractuele informatie moet worden verstrekt overeenkomstig het formulier “Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet” (kortweg ESIC of ook wel SECCI genoemd).

De verplichting om het ESIC te verstrekken volgt uit de Richtlijn consumentenkrediet. Die richtlijn wordt op dit moment herzien. Vorig jaar juni publiceerde de Europese Commissie haar voorstel voor een herziene richtlijn. Met de herziening wil de Commissie de richtlijn versterken en moderniseren. Wat betreft het ESIC, wil de Commissie ervoor zorgen dat het aanbieden van de precontractuele informatie aan consumenten op een meer doeltreffende manier gebeurt. Uit de evaluatie van de richtlijn in 2019, die voorafging aan de herziening, was onder meer naar voren genomen dat de term ‘geruime tijd’ vaag is en tot rechtsonzekerheid leidt.

In de praktijk blijkt inderdaad dat niet steeds duidelijk is of het ESIC op tijd is verstrekt aan de consument. Of dit het geval is, hangt mede af van de omstandigheden van het geval. Nederlandse rechters oordelen ook niet eenduidig. Zo is op dit moment niet met zekerheid te zeggen of het verstrekken van het ESIC op dezelfde dag als de dag waarop de kredietovereenkomst wordt aangegaan, of één dag daaraan voorgaand, wel volstaat. In de praktijk is dit echter wel vaak het geval. De consument kiest voor een bepaald krediet, ontvangt het ESIC en tekent vervolgens (vrijwel) direct de kredietovereenkomst. De consument had er echter ook voor kunnen kiezen later te tekenen en dus meer tijd te nemen voor het bestuderen van de informatie. Vraag is dan of het ESIC tijdig is verstrekt. De rechtbank Gelderland overwoog eind vorig jaar dat het van belang is om hier duidelijkheid over te verkrijgen en is voornemens om deze vraag in een prejudiciële procedure aan de Hoge Raad voor te leggen (uitspraak).

In het voorstel van de Commissie voor een herziene richtlijn komt het begrip ‘geruime tijd’ niet meer terug, maar maakt de Commissie de verplichting om het ESIC te verstrekken meer concreet. In het voorstel wordt namelijk bepaald dat het ESIC ten minste één dag voordat de consument door een kredietovereenkomst of -aanbieding gebonden is, wordt verstrekt. Is dat minder dan één dag, dan moet de kredietaanbieder de consument herinneren aan de mogelijkheid om de overeenkomst te herroepen en de procedure daarvoor. Die herinnering moet uiterlijk één dag na het sluiten van de overeenkomst of het aanvaarden van de kredietaanbieding aan de consument worden bezorgd. Met het herroepingsrecht wordt het recht van de consument bedoeld om de kredietovereenkomst te herroepen binnen een termijn van 14 kalenderdagen na het sluiten van de overeenkomst. Zou de consument er in de praktijk dus voor kiezen om de overeenkomst direct na het ontvangen van het ESIC te tekenen, zou de consument aan het herroepingsrecht moeten worden herinnerd uiterlijk een dag na het sluiten van de kredietovereenkomst.

Interessant is de koppeling van de Commissie met het herroepingsrecht. Nederlandse rechters hebben namelijk overwogen dat de precontractuele informatieplicht losstaat van het herroepingsrecht, omdat tussen die informatieplicht en het bestaan van het herroepingsrecht noch in de Richtlijn consumentenkrediet noch in de Nederlandse implementatie daarvan enig verband wordt gelegd (zie bijvoorbeeld deze uitspraak). In een zaak waar het ESIC was verstrekt op dezelfde dag als de dag waarop de kredietovereenkomst was gesloten, kon een beroep op de herroepingstermijn daarom niet leiden tot het oordeel dat het ESIC tijdig was verstrekt. Naar nu blijkt, vindt de Commissie dit herroepingsrecht kennelijk wel van belang wat betreft het tijdig verstrekken van het ESIC.

Op dit moment wordt in de Raad van de Europese Unie onderhandeld over het Commissie voorstel. Het is nog niet duidelijk wat daarvan overeind zal blijven en wanneer de herziening in werking zal treden. Er is in de praktijk in ieder geval genoeg te doen omtrent het tijdstip wanneer het ESIC nou eigenlijk moet worden verstrekt, zowel op nationaal als Europees niveau.