Deltaplan of molensteen?

Financiële instellingen zijn de afgelopen jaren flink aangespoord om interne maatregelen ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme in te voeren en te verbeteren. Zowel de steeds uitgebreidere en stringentere regelgeving als de verwachtingen van de toezichthouders speelden daarbij een grote rol.

In het FD van 13 december 2020 heeft vertrekkend DNB-directeur Frank Elderson de politiek opgeroepen om het probleem ook breder aan te pakken. Hij benadrukte in het interview dat het ‘niet meer dan fair’ is tegenover de financiële sector dat de politiek actief gaat nadenken over beleid voor de samenleving om het miljardenbedrag aan crimineel geld dat op jaarbasis door Nederland stroomt, naar beneden te krijgen. Niet alleen de poortwachters hebben een verantwoordelijkheid, maar ook andere spelers die invloed hebben op wat er via de infrastructuur die poorten passeert. De heer Elderson pleitte voor een deltaplan tegen witwassen, in Nederland maar ook in Europa. De minister van Justitie en Veiligheid deelt het standpunt dat de aanpak van witwassen – naast een sterke poortwachtersfunctie van banken – om een brede aanpak vraagt waarin politiek en samenleving een belangrijke rol spelen. In een Kamerbrief d.d. 27 januari 2021[1] heeft de minister toegelicht welke stappen er momenteel op politiek niveau worden gezet. De ambitie is dat Nederland internationaal tot de koplopers gaat behoren bij de aanpak van witwassen.[2]

Eén van de maatregelen is het Plan van aanpak witwassen dat het kabinet in juni 2019 bekendgemaakt heeft. In december 2019 is het voorstel voor de Wet plan van aanpak witwassen, dat dient tot wijziging van de Wwft[3] en de Wed[4], geconsulteerd. Uit het consultatieverslag van 20 september 2020[5] blijkt dat veel reacties op het consultatievoorstel voor de Wet plan van aanpak witwassen zijn gekomen en ook van uiteenlopende partijen.

Het geconsulteerde ontwerpwetsvoorstel Plan van aanpak witwassen bestaat uit drie pijlers:

  • het verbod voor handelaren op het verrichten of accepteren van contante betalingen vanaf EUR 3000;[6]
  • de verplichting voor Wwft-instellingen[7] om in het kader van verscherpt cliëntenonderzoek geconstateerde integriteitsrisico’s met Wwft-instellingen uit dezelfde categorie uit te wisselen; en
  • het creëren van de mogelijkheid voor Wwft-instellingen om transactiegegevens uit te wisselen en om transactiemonitoring uit te besteden.

Pijler 1:

Met het voorstel voor een lagere drempel van EUR 3.000 zou Nederland gebruik maken van de mogelijkheid die in de vierde anti-witwasrichtlijn is geboden aan lidstaten om lagere drempels, bijkomende algemene beperkingen op het gebruik van contanten en andere strengere bepalingen te kunnen vaststellen. Het verlagen van de drempel is volgens de toelichting bij het consultatievoorstel de meest effectieve maatregel om te voorkomen dat Nederland een gunstiger klimaat heeft dan andere Europese lidstaten (die wel al strengere maatregelen hebben genomen).

De verlaging van deze drempel naar EUR 3.000 zal mogelijk veel impact hebben op handelaren buiten de financiële sector, zoals winkeliers en casino’s. Tijdens de consultatie werden onder andere veel vraagtekens gezet bij de uitvoerbaarheid van deze regel en de administratieve lasten die ermee gepaard gaan. Het Ministerie van Financiën verwacht juist dat het verbod kan leiden tot een vermindering aan administratieve lasten, omdat er door het verbod geen cliëntonderzoek meer hoeft te worden verricht en er geen ongebruikelijke transacties meer te worden gemeld bij de FIU-Nederland.[8] Om tegemoet te komen aan de consultatiereacties, zal binnen vijf jaar na inwerkingtreding het verbod geëvalueerd worden op effectiviteit en uitvoerbaarheid.

Pijler 2:

De uitwisseling van informatie tussen poortwachters behorende tot dezelfde categorie over klanten met een verhoogd risico op witwassen of terrorismefinanciering dient de effectiviteit van de cruciale poortwachtersrol die de financiële instellingen hebben te vergroten. Een goede vervulling van deze taak vereist kennis en investeringen. Gezien deze opgave ligt het voor de hand dat instellingen hiervoor kennis en capaciteit bundelen, zo luidt de toelichting bij het geconsulteerde wetsvoorstel. Er zijn veel reacties geweest op de voorgestelde verplichting om navraag te doen bij instellingen uit dezelfde categorie waarvan bekend is dat de cliënt daar eerder diensten heeft afgenomen, en op de invulling en reikwijdte van de onderzoeksplicht van deze verplichting. Naar aanleiding van deze reacties heeft het ministerie (blijkens het consultatieverslag) onder andere de tekst van het wetsvoorstel en de toelichting verduidelijkt om weer te geven dat de onderzoeksplicht een inspanningsverplichting is en dat instellingen uitsluitend redelijke maatregelen dienen te nemen in het kader van hun onderzoeksplicht.

Deze nieuwe regel zal kunnen leiden tot een veel fijnmaziger vangnet bij de poortwachters, maar zal ook een verzwaring van het verscherpt cliëntonderzoek betekenen en structureel hogere kosten met zich meebrengen. Ook zetten wij, ondanks de beloofde verduidelijkingen in het consultatieverslag, nog altijd vraagtekens bij de praktische uitvoerbaarheid van maatregel. Hopelijk biedt de uiteindelijke Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel meer concrete handvatten.

Pijler 3:

Met dit wetsvoorstel zal onder meer de interbancaire samenwerking op het gebied van transactiemonitoring mogelijk worden gemaakt. Naar aanleiding van ontvangen consultatiereacties verduidelijkt het Ministerie van Financiën dat de samenwerking met betrekking tot transactiemonitoring alleen zal gelden voor banken. Het wetsvoorstel zorgt ervoor dat de banken gezamenlijk kunnen optrekken, eventueel door uitbesteding van de monitoring aan een gespecialiseerde entiteit: de TM-Utility of het initiatief Transactie Monitoring Nederland. Deze opzet kan resulteren in kostenbesparingen en verlichting van de compliance druk bij de deelnemende banken zelf.

Wij verwachten dat medio 2021 het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen wordt ingediend bij de Tweede Kamer. Dan zal ook moeten blijken wat de precieze impact zal zijn voor de Wwft-instellingen, en of de nieuwe regels zorgen voor een meer efficiënte aanpak in de strijd tegen witwassen, of toch een extra molensteel zijn om de nek van partijen die al veel werk verrichten op het gebied van Wwft-compliance. Wij hopen natuurlijk op het eerste.

[1] TK 2020-2021, 31 477, Nr. 56.

[2] Zie ‘Kamerbrief derde voortgangsrapportage plan van aanpak witwassen’, hier te downloaden.

[3] Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

[4] Wet op de economische delicten

[5] Het verslag kan hier gedownload worden.

[6] Het verbod geldt alleen voor partijen die beroeps- of bedrijfsmatig handelen in goederen. Dit zijn professionele partijen die beroepsmatig met financiële stromen te maken hebben. Dit geldt niet voor particulieren. Momenteel gelden voor handelaren de verplichtingen van de Wwft bij contante betalingen van EUR 10.000 of hoger. In die gevallen moeten de handelaren onderzoek doen naar hun cliënten en moeten zij ongebruikelijke transacties en contante betalingen boven de EUR 20.000 melden bij de FIU-Nederland.

[7] Dit zijn banken en andere financiële ondernemingen, of natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen handelend in het kader van zijn beroepsactiviteiten, die ingevolge artikel 1a Wwft onder de reikwijdte van de Wwft vallen.

[8] Zie voetnoot 5.