AFM interpretatie groepsverzekeringen: verzekeringnemer bemiddelt sneller dan je denkt

Alweer anderhalf jaar geleden heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) zich uitgelaten over de vraag of een partij die verzekeringnemer is van een groepsverzekering moet worden aangemerkt als bemiddelaar in verzekeringen.[1] De uitspraak heeft tot op heden beperkte aandacht gehad in Nederland, maar de Autoriteit Financiële Markten (AFM) geeft nu duiding aan wat deze uitspraak betekent voor de praktijk middels een interpretatie (Interpretatie).[2] Het korte antwoord: partijen die verzekeringnemer zijn van een groepsverzekering, waarbij cliënten keuzevrijheid hebben omtrent het aangaan van deze verzekering én de verzekeringnemer een vergoeding ontvangt voor zijn diensten, lopen waarschijnlijk tegen het bemiddelingsverbod van artikel 2:80 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) aan. Om op treden als bemiddelaar in verzekeringen is in dat geval in principe een vergunning vereist.

Een groepsverzekering kan in veel verschillende situaties en vormen voorkomen. Denk bijvoorbeeld aan de sportclub waarbij alle leden automatisch (en dus verplicht) verzekerd worden voor ongevallen waarbij de premie is verdisconteerd in de contributie of een verhuisbedrijf die tijdens de verhuizing de mogelijkheid biedt een verzekering af te sluiten tegen schade aan de inboedel.

Het arrest van het HvJ EU

Het arrest van het HvJ EU geeft antwoord op prejudiciële vragen gesteld door het Bundesgerichtshof en ziet op de uitleg van enkele begrippen onder de Richtlijn Verzekeringsdistributie[3] (IDD) in relatie tot de positie van TC Medical Air Ambulance Agency GmbH (TC).

Waar ziet deze situatie op? TC biedt consumenten de mogelijkheid om lid te worden van een ledencollectief tegen vergoeding. Leden van het collectief krijgen daarmee recht op diverse prestaties bij ziekte of ongeval in het buitenland (denk hierbij onder meer aan de vergoeding van de kosten van medisch noodzakelijke behandeling, repartiering en toegang tot een telefonische alarmcentrale). Deze prestaties worden gerealiseerd via een groepsverzekering afgesloten door TC en middels het vermogen van TC.[4] TC is verzekeringnemer van deze groepsverzekering waarbij TC verantwoordelijk is voor het betalen van de verschuldigde premies. Het lidmaatschap wordt onder de aandacht van consumenten gebracht via reclamebureaus die het lidmaatschap via huis-aan-huisverkoop aanbieden.[5]

Het HvJ EU buigt zich over de vraag of TC in dit geval optreedt als verzekeringstussenpersoon en dus over een vergunning moet beschikken om deze activiteiten te verrichten. Volgens het HvJ EU is dit het geval omdat TC een eigen economisch belang heeft om zoveel mogelijk leden te verwerven, gezien de vergoeding die zij voor deze activiteiten ontvangt en gelet op het facultatieve karakter van de toetreding tot die overeenkomst.[6] Irrelevant daarbij is dat TC zelf ook partij is bij deze verzekeringsovereenkomst, nu de activiteiten die TC in dit kader verricht vergelijkbaar zijn met de activiteiten van een verzekeringstussenpersoon of een verzekeringsdistributeur.[7] De cliënten van TC moeten dan ook hetzelfde beschermingsniveau genieten.[8]

Waarom komt de AFM met deze Interpretatie?

Het arrest van het HvJ EU wijkt af van de parlementaire geschiedenis zoals wij die in Nederland bij het begrip ‘bemiddelen’ kennen.[9] De AFM heeft zich daarom mogelijk genoodzaakt gevoeld om een interpretatie te geven aan de hand van deze uitspraak. Voor de uitspraak van het HvJ EU was de leer in Nederland dat indien een partij onderdeel uitmaakte van de verzekeringsovereenkomst, deze partij niet kon worden aangemerkt als bemiddelaar.[10]

Deze wetsgeschiedenis wordt middels de uitspraak van het HvJ EU overruled, nu het HvJ EU het niet doorslaggevend acht of een tussenpersoon partij is bij de groepsovereenkomst voor de vraag of deze als bemiddelaar optreedt. In de casus die voorlag bij het HvJ EU is deze uitkomst ook niet vreemd, gezien de activiteiten die door TC worden verricht, de vergoeding die zij daarvoor ontvangt en de stappen die TC neemt om het product actief aan de man te brengen. De AFM gaat echter nog een stap verder middels haar Interpretatie, door niet alleen meer te kijken naar de specifieke omstandigheden van het geval, maar door harde criteria te ontwikkelen aan de hand waarvan wordt bepaald of een verzekeringnemer van een groepsverzekering wordt aangemerkt als bemiddelaar in verzekeringen.

De Interpretatie van de AFM

De Interpretatie geeft criteria aan de hand waarvan kan worden vastgesteld in welke gevallen een verzekeringnemer van een groepsverzekering wordt aangemerkt als bemiddelaar in verzekeringen. Deze criteria worden vastgesteld op basis van de uitspraak van het HvJ EU. Mantelverzekeringen blijven overigens buiten beschouwing van de Interpretatie. Een welbekend voorbeeld is de collectieve zorgverzekering aangeboden door de werkgever aan haar werknemers.

Terug naar de groepsverzekeringen. De AFM geeft nadere criteria aan de hand waarvan bepaald wordt of een verzekeringnemer optreedt als bemiddelaar. Hierbij wordt eigenlijk geen rekening meer gehouden met de definitie van bemiddelen in artikel 1:1 Wft, maar wordt slechts middels de volgende twee voorwaarden bekeken of er sprake is van een bemiddelaar. De voorwaarden luiden als volgt:

  • Er is sprake van een keuzemogelijkheid; en
  • Er wordt een vergoeding ontvangen.

Keuzemogelijkheid

De AFM geeft aan dat er sprake is van een keuzemogelijkheid indien er sprake is van niet-automatische toetreding tot deze groepsverzekering. Indien er sprake is van automatische toetreding én er geen keuze bestaat omtrent de dekking, een bepaald verzekerd bedrag, polissen of een aanbieder of verzekeraar, kwalificeert de verzekeringnemer niet als bemiddelaar en is er dus geen vergunning vereist. Hierbij moet volgens de AFM gedacht worden aan het voorbeeld waarbij een kind automatisch verzekerd is via de ongevallenverzekering van de school.

Vergoeding

Het tweede criterium ziet op het ontvangen van een vergoeding. Volgens de AFM is er sprake van een vergoeding indien de verzekeringnemer een financieel voordeel behaalt en de verzekeringnemer dus een eigen economisch belang heeft. Dit is niet het geval indien kosten zoals premie en administratiekosten worden doorberekend aan de verzekeringnemer.

Mogelijke vervolgstappen verzekeringnemers groepsverzekeringen

Deze Interpretatie kan grote gevolgen hebben voor marktpartijen die betrokken zijn bij groepsverzekeringen. Het argument dat een partij als verzekeringnemer onderdeel is van de verzekeringsovereenkomst gaat immers niet meer op.

Een verzekeringnemer van een groepsverzekering zal dan ook moeten bepalen of hij wordt aangemerkt als bemiddelaar in verzekeringen in de zin van de Wft. Dit kan deze verzekeringnemer doen door na te gaan of cliënten een keuzemogelijkheid hebben in het kader van het aangaan van de verzekering en zo ja, of de verzekeringnemer daar ook een vergoeding voor ontvangt. Indien dat het geval is, is het waarschijnlijk dat deze activiteit kwalificeert als bemiddelen. Een partij zal dan moeten bepalen of hij over een vergunning moet beschikken of eventueel gebruik kan maken van een vrijstelling, zoals de vrijstelling zoals opgenomen in artikel 7 Vrijstellingsregeling Wft. Indien een vergunning vereist is, moet deze partij daar vanaf 1 oktober 2025 over beschikken.

Middels de Interpretatie zullen er dus meer partijen als bemiddelaar worden aangemerkt. Hierbij willen wij wel de volgende kritische noot maken. In de uitspraak van het HvJ EU is het overduidelijk dat deze partij optreedt als bemiddelaar en dat deze partij onder toezicht zou moeten staan, met name ter bescherming van de cliënten. De Interpretatie gaat echter nog een stap verder dan het arrest door harde criteria te geven aan de hand waarvan moet worden bepaald of een verzekeringnemer van een groepsverzekering tevens bemiddelaar is. Hiermee staat het kader vooraf vast en bestaat er geen ruimte meer om te bekijken of een partij echt optreedt als bemiddelaar en of het gewenst is dat deze partij onder toezicht valt. Dit zal ertoe leiden dat veel partijen die op dit moment ongereguleerd zijn onder toezicht zullen komen te vallen, ook in gevallen waar dit wellicht niet gewenst is.

 

 

 

[1] HvJ EU 29 september 2022, C-633/20, ECLI:EU:C:2022:733.

[2] AFM, ‘Interpretatie groepsverzekeringen: Duiding van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake groepsverzekeringen’, maart 2024 (link).

[3] Richtlijn (EU) 2016/97.

[4] In dat kader heeft TC een contract gesloten met een vennootschap die die met haar eigen medisch personeel en vliegtuig voor TC een deel van de verzekerde prestaties verricht en tevens verantwoordelijk is voor de alarmcentrale. Uiteraard in ruil voor een vergoeding betaald door TC.

[5] Zie voor het gehele feitencomplex HvJ EU 29 september 2022, C-633/20, ECLI:EU:C:2022:733, r.o. 16 – 21 en concl. A-G, r.o. 10 – 14.

[6] HvJ EU 29 september 2022, C-633/20, ECLI:EU:C:2022:733, r.o. 41.

[7] Idem, r.o. 46.

[8] Idem, r.o. 49.

[9] In dat kader kent Nederland geen een-op-een implementatie van de IDD, nu voor het begrip verzekeringstussenpersoon aansluiting is gezocht bij het begrip ‘bemiddelen’ in de Wtf.

[10] Kamerstukken II 2005/06, 29708, nr. 19, p. 363.