Boeit het financieel toezichtsrecht nog?
Dit is het eerste Finnius-blog: Finnius vindt. Het zou merkwaardig zijn indien die niet aan het financieel toezichtsrecht is gewijd. Dat is hij dan ook wel. Nog niet aan een inhoudelijk onderwerp, maar aan de existentiëlere vraag of het financieel toezichtrecht eigenlijk nog wel boeit?
Je probeert dat tot een minimum te beperken, maar als ik het thuis over mijn werk heb zijn het welwillende maar toch vooral glazige blikken die mij ten deel vallen. Met de AFM en DNB zijn ze bekend, met de CBCS en de CBA ook nog, maar bij ESMA of EIOPA haken ze af. Zo ook bij de Wft, Wwft, Wtt, om het nog maar niet te hebben over MAR, MiFID, EMIR en, mijn eigen (nationale) favoriet, het Bbbfs. En het is natuurlijk ook een hinderlijke vorm van jargon al die op elkaar lijkende afkortingen. Je ziet ze denken: ach, als hij er zelf maar lol in heeft.
Toch was het juist de eenvoud van het financieel toezicht dat mij ooit aantrok en erin zoog. Begin jaren 90 van de vorige eeuw. Ik kwam via een uitzendbureau terecht bij de naamvoorganger van de AFM: de STE (Stichting Toezicht Effectenverkeer). Daar was werk aan de winkel. De Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen – de Wmz kennen ze bij mij thuis wel – stond op het punt in werking te treden. Mijn personeelsnummer? Zeven. Allemaal gehuisvest op een zolderkamer in de Paleisstraat. Roken deed je gewoon op de kamer. Wij sigaretten, de bestuursleden sigaren.
Ook de wetgeving was nog overzichtelijk. Op enig moment was er wel een Wte en Wtb, maar die lieten zich nog samen met de Wmz bundelen in zo’n langwerpig beige boekje van Schuurman & Jordens. Dat was inclusief toelichting door mr. J.L.S.M. Hillen. Mijn beduimelde en met elastiek bij elkaar gehouden exemplaar heb ik nog steeds. Ik herinner mij wedstrijdjes wie de meeste wetsartikelen uit het hoofd kon opzeggen. Winnen deed ik niet vaak. Wel kende ik alle boetecategorieën uit mijn hoofd. Die categorieën waren er dan ook nog niet. Er werd sowieso niet gehandhaafd. Als je handelde zonder voorwetenschap was dat vooral dom. Die tijd dus.
Het blijft fascinerend hoe het vervolgens in nog geen kwart eeuw volledig uit de pan kon rijzen, zeker in het perspectief van een eeuwenlange traditie van zelfregulering. Zo is niet alleen het aantal FTE’s van de AFM met een factor 50 toegenomen, maar zijn ook allerlei communautaire toezichthoudende instanties van de grond gekomen. Niet onlogisch gelet op de diverse (internationale) crises die ons in de voorbije decennia hebben geteisterd, hoewel de vraag is of de slinger niet te ver is doorgeslagen.
Dat geldt meer in het bijzonder voor de ongekende stroom aan (harde, maar ook softe) regels die op de financiële sector is neergedaald. Daarbij begint de kenbaarheid van de norm zo langzamerhand wel een factor van betekenis te worden (euf.). Wij mogen van geluk spreken dat Christel Grundmann-van de Krol ons nog steeds helpt koersen door de Wft. Want wie mag nog meer pretenderen het overzicht te hebben, laat staan al deze normen te kennen en te doorgronden?
En het is nog niet klaar ook. Hoewel de Unierechtelijke stroom voorlopige enigszins lijkt ingedamd, zal de financiële sector ook de aankomende jaren nog worden vergast op allerlei nieuwe normen en bevoegdheden van toezichthouders. Finnius licht dergelijke ontwikkelingen ieder jaar toe in de Finnius Vooruitblik. Veelzeggend is dat de nieuwste editie de omvang zal hebben van een dubbeldik kerstnummer van NRC Handelsblad. De Finnius Vooruitblik is overigens in zowel het Nederlands als Engels kosteloos verkrijgbaar. De digitale versie van de Vooruitblik vindt u hier.
De vraag die nog niet hardop gesteld lijkt te mogen worden, is die naar de effectiviteit van deze sterk toegenomen regeldruk. Hoewel: met name waar het (anti-)witwassen en terrorismefinanciering betreft wordt er her en der al wel openlijk gemord. Logisch: nog even en het ene deel van de Zuidas zet vinkjes en het andere deel controleert of ze op de juiste plaats staan. Met in de aangrenzende postcodegebieden kantoortuinen vol toezichthouders om straffen uit te delen waar de vinkjes verkeerd staan. Straffen die vervolgens weer worden gecontroleerd door steeds meer gespecialiseerde rechters in Rotterdam en Den Haag. Of logisch is dat die laatste niet in Amsterdam zetelen komt overigens in een toekomstige blog nog wel eens aan bod.
Bij een bijeenkomst van de Vereniging voor Financieel Recht ging het onlangs over de invoering van het UBO-register. Daar werd de effectiviteitsvraag wel gesteld. Het antwoord van een bij de desbetreffende wetgeving nauw betrokken ambtenaar van het Ministerie van Financiën kwam erop neer dat de effectiviteit van regelgeving bij dit soort kwesties nu eenmaal moeilijk te meten is. Er zijn mensen die daar de conclusie aan verbinden om niet nog meer regels op te leggen aan ondernemingen en rechtspersonen. Zo blijkt het in de strijd tegen witwassen echter niet te werken. Het register komt er.
Dus: ja, het financieel toezichtsrecht boeit nog steeds. Het bloeit zelfs. Niet zozeer omdat de beheersing ervan een steeds grotere intellectuele uitdaging wordt, maar vanwege de sterk toegenomen maatschappelijke relevantie van dit rechtsgebied. Wij zullen de ontwikkeling dienaangaande niettemin kritisch blijven volgen en beschouwen. De kenbaarheid en effectiviteit van de norm kunnen daarbij niet tevoren vaststaande grootheden zijn.