Geopolitiek en het nieuwe ESG
Inleiding
Als het om duurzame ontwikkeling gaat, heeft Europa altijd de ambitie gehad om een mondiale koploper te zijn. Ongeveer sinds de verkiezingswinst van Trump, kan een oplettende toeschouwer van de Brusselse politiek echter signalen van een koerswijziging waarnemen. Vanuit meerdere hoeken lijkt de aandacht voor ESG (environmental, social en governance) verplaatst te worden naar een andere actuele bron van onzekerheid: geopolitiek. Een belangrijk element van geopolitiek is het belang van Europa om op zo goed mogelijke voet te blijven staan met de VS. En laat de VS (althans, de nieuwe regering van de grootmacht) nu juist fervent tegenstander zijn van alle ESG-initiatieven. Wat zijn de mogelijke gevolgen van dit complexe politieke wereldtoneel voor verplichtingen voor het ESG-beleid van financiële ondernemingen?
ESG al langer controversieel
Voordat we de mogelijke invloed van ontwikkelingen in de wereldpolitiek op ESG-vereisten voor de financiële sector verkennen, is het goed om te beseffen dat ESG al veel langer een heet hangijzer is voor de Europese wetgever. De ambitie van Europa om het duurzaamste jongetje van de klas te zijn vertaalt zich namelijk niet naar wetgeving voor de financiële sector die tot directe verduurzaming leidt.
De financiële sector wordt weliswaar overspoeld met ESG-wetgeving, maar deze is tot nu toe vooral gericht op transparantie over duurzaamheidsprestaties en ambities. Denk daarbij aan de CSRD, SFDR en Taxonomie Verordening. Het tegengaan van greenwashing staat daarbij hoog in het vaandel. De combinatie van de CSRD en CSDDD leidt overigens wel tot de verplichting voor (grote) financiële ondernemingen om een klimaattransitieplan op te stellen. De uitvoering ervan kent echter slechts een inspanningsverplichting: het plan moet ervoor zorgen dat de onderneming haar uiterste best doet om de bedrijfsvoering in overeenstemming te brengen met het Akkoord van Parijs en klimaatneutraliteit in 2050.[1] Daarnaast is er wetgeving die erop gericht is dat financiële ondernemingen zich steeds meer rekenschap geven van duurzaamheidsrisico’s. Dat zien wij voor bijvoorbeeld banken terug in de CRD VI en de bijbehorende EBA richtsnoeren over ESG risicomanagement. Transparantieverplichtingen ten aanzien van duurzaamheidsrisico’s, zien we vervolgens weer in de SFDR terug.
Aldus is er, alle wetgeving ten spijt, nog geen concrete verplichting voor financiële ondernemingen om nu duurzaam te handelen (of omgekeerd, er zijn amper verboden op ‘onduurzame’ activiteiten). De internationaal toonaangevende UNGPs en OECD-richtlijnen staan open voor interpretatie en zijn strikt genomen niet afdwingbaar. Voorts ontbreekt ook een betekenisvolle financiële prikkel voor een urgente verduurzaming, waar die voor banken bijvoorbeeld gecreëerd had kunnen worden door het verwerken van ESG-risico’s in de risicowegingen van Pillar 1. Dit zou de kapitaalstroom van banken wezenlijk kunnen verduurzamen, maar schijnt politiek niet haalbaar te zijn. Ook staat de ontwikkeling van de sociale taxonomie al een aantal jaar stil door politieke worsteling met het thema.
Het speelt ook mee dat de financiële sector door succesvol lobbyen in een aantal impactvolle wetten toch buiten schot wordt gehouden. Zo is de financiële sector vooralsnog uit de reikwijdte van de ontbossingswet (EUDR) gehaald, één van de weinige wetten met een regelrecht verbod op een ‘onduurzame’ activiteit. Eerder zagen we hoe de onderworpenheid van de financiële sector aan de ambitieuze due-diligence vereisten van de CSDDD beperkt werd tot upstream activiteiten, waarmee de angel voor de financiële sector hier ook uit is.
Kentering in ESG?
Recente economische en politieke ontwikkelingen bemoeilijken de Europese duurzame ambities nog verder. Enerzijds wil Europa diens concurrentievermogen grondig verbeteren, ook ten opzichte van de VS. Anderzijds wil Europa graag een bondgenootschap met de VS behouden. Daarbij wil Europa wel onafhankelijker worden op het gebied van defensie. Grote kans dat ESG in deze dynamiek het onderspit delft.
In onze eerdere blog bespraken we al dat Europa in brede zin regeldruk moet verminderen om het internationale concurrentievermogen te doen opleven, aldus het befaamde Draghi rapport. Twee dagen na de verkiezingswinst van Trump (toeval?) kondigde de president van de Europese Commissie aan de CSRD, CSDDD en de Taxonomie verordening te willen samenvoegen in één omnibuswet om de verplichtingen ‘te stroomlijnen’. Niet geheel verrassend bevat het inmiddels gepubliceerde Commissie- voorstel een drastische beperking van reikwijdte, uitstel en afgezwakte verplichtingen.
Verder is het geen geheim dat Trump anti-ESG beleid in gang zet voor de VS. Door de dominante financiële markt van de VS kan dit een grote weerslag hebben op de Europese financiële sector. In bredere zin kan deregulering op ESG-gebied in de VS druk op Europa leggen om een level playing field te faciliteren door een niet al te grote kloof in verplichtingen te laten ontstaan. Concreet is het natuurlijk ook denkbaar dat ondernemingen met Amerikaanse moederbedrijven waar mogelijk ESG-beleid afzwakken, zoals bijvoorbeeld advieskantoren Accenture en Deloitte recentelijk al deden met hun DEI-beleid.
Als gevolg van de geopolitieke ontwikkelingen staat ook de van oudsher controversiële keuze om in de defensie-industrie te investeren bij veel beleggers opnieuw op de agenda. De beweegreden om bij te dragen aan de veiligheid van Europa wint aan gewicht. Tegelijkertijd kleven er regelmatig ESG-bezwaren aan investeringen in defensie. Zo zijn de grotere leveranciers binnen defensie vaak luchtvaartbedrijven of hebben deze zelf indirect belangen in zware industrieën. Bovendien bedient een deel van de bedrijven ook landen met regeringen waar we in Europa ethische vraagtekens bij plaatsen. Nog niet zo simpel dus voor investeerders om hier een weloverwogen keuze in te maken.
Wat betekent dit voor de toekomst?
Als de ambitie van juridische verplichtingen rondom ESG en de wisselvallige maatschappelijke roep om verandering sterk uit de pas gaan lopen, worden de ESG-dilemma’s voor financiële ondernemingen alleen maar groter.
Als ESG van noodzakelijke ontwikkeling verwordt tot een keuze, wat doet dat met de mogelijke aansprakelijkheid van individuele financiële ondernemingen? Recent besloot ABP uit techbedrijven zonder goede governance te stappen. Een integere keuze van het pensioenfonds gebaseerd op een gedegen lange termijn visie, zal een deel van de deelnemers vinden. Maar als de rendementen straks onverhoopt tegenvallen, zal men dan verontwaardigd betogen dat het pensioenfonds in het belang van hun deelnemers in de lucratieve techbedrijven had moeten blijven investeren?
Tegelijkertijd loopt een financiële onderneming, wanneer het mee zou gaan in een top-down verslapping van ESG-ambitie, het risico haar werknemers en klanten tegen zich in het harnas te werken. Accepteren zij een ommezwaai in duurzaamheidsdoelstellingen wel of vertrekken zij dan naar de concurrent? Zeker in een toekomst waarin de effecten van klimaatverandering steeds merkbaarder worden en de nieuwe generatie aan schaars talent idealistisch ingesteld is, is het nog maar de vraag of het werkelijk loont voor een financiële onderneming om vaart te verminderen op de weg naar duurzaamheid.
Kortom, financiële ondernemingen worden verschillende kanten op getrokken. Ons advies aan bestuurders zou daarom zijn om binnenkort eens met een blanco blik de ESG-prioriteiten van de organisatie intrinsiek te herijken. Het kan wat rust brengen om te bepalen welke ESG-doelstellingen onderdeel zijn van het DNA van de organisatie, even los bezien van de vraag in hoeverre deze in de toekomst afdwingbaar blijven of worden.
[1] De AFM is overigens voorstander van een inspanningsverplichting ten opzichte van een resultaatsverplichting, omdat financiële ondernemingen niet de volledige controle hebben over de transitie van hun klanten.