Het openen van een zakelijke betaalrekening; geen vanzelfsprekendheid
Het lijkt zo vanzelfsprekend, het openen en gebruiken van een zakelijke betaalrekening bij een bank. Toch is dit niet altijd het geval. In toenemende mate blijkt dat het voor financiële ondernemingen die de markt willen betreden zeer moeizaam is, zo niet onmogelijk blijkt, een betaalrekening te openen. Dat speelt op dit moment vooral bij ondernemingen die uit hoofde van hun bedrijfsactiviteiten gelden ter beschikking krijgen die voor derden zijn bestemd, zoals (fintech) dienstverleners die (na vergunningverlening) gereguleerde betaaldiensten willen gaan aanbieden. Een stichting derdengelden, die als doel hebben vermogensscheiding te realiseren, is ook een categorie waarvan de aanvraag van een zakelijke betaalrekening in toenemende mate door banken wordt afgewezen.
Deze trend wordt in het bijzonder veroorzaakt door een afnemende risicobereidheid bij banken en de verhoogde aandacht voor het naleven van integriteitswet- en regelgeving, zoals de wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), en het verscherpte toezicht daarop door DNB. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de boetes die de grootbanken de afgelopen jaren kregen, waarbij de miljoenenschikking (EUR 775 miljoen) van ING met het Openbaar Ministerie in 2018 het meest in het oog springt. De toenemende terughoudendheid van banken bij het accepteren van nieuwe klanten, ook die met de beste bedoelingen bijvoorbeeld actief willen worden in de financiële sector, valt tegen deze hiervoor beschreven trend goed te verklaren.
Dit brengt mij bij het recht om als onderneming een zakelijke betaalrekening te kunnen openen, welk recht tot op heden (nog) niet is verankerd in Europese of nationale wet- en regelgeving. Dit is anders voor natuurlijke personen (consumenten). Binnen Europa is in 2014 de Richtlijn Betaalrekeningen in werking is getreden, waarin het recht is vastgelegd dat natuurlijke personen een basisbetaalrekening bij een bank kunnen openen en gebruiken. Dit recht is daaropvolgend in 2016 in Nederland geïmplementeerd in de Wet op het financieel toezicht. Deze juridische verankering volgde in Nederland op het Convenant Basisbetaalrekening, waarin grootbanken al ongeveer 20 jaar geleden een verantwoordelijkheid namen door de toegang tot het betalingsverkeer voor natuurlijke personen te waarborgen. Het recht op een basisbetaalrekening omvat ten minste primaire betaaldiensten zoals het aanhouden en kunnen gebruiken van een betaalrekening, maar ook het kunnen uitvoeren en ontvangen van een overboeking van gelden. Daarnaast is het vermeldenswaardig dat de Nederlandse wetgever met het zeer recente wetsvoorstel ‘Wet beschikbaar basisbetaalrekening Nederlanders in het buitenland’ het recht op een basisbetaalrekening wil vastleggen voor Nederlanders die woonachtig zijn buiten de Europese Unie.
Banken spelen een poortwachtersfunctie bij het bestrijden van financieel-economische criminaliteit door het signaleren en tegenhouden van criminele geldstromen. Toenemende kosten van risicobeheersmaatregelen en afnemende risicobereidheid, wat mede is ingegeven door de houding van DNB, brengt mee dat banken ook steeds vaker overgaan tot het categorisch weigeren van bepaalde typen nieuwe zakelijke klanten die door een haar, bijvoorbeeld vanwege de aard van dienstverlening, als een te hoog risico wordt aangemerkt.
Dit is uiteraard een goede ontwikkeling als het gaat om malafide partijen die actief willen worden en een betaalrekening voor oneigenlijke doelen willen gebruiken. Daarnaast dienen banken vanuit het perspectief van contractsvrijheid vrij te zijn om bestaande en nieuwe klanten te weren die een te hoog integriteitsrisico vormen. Mijn observatie is echter dat banken in het kader van risicomitigatie bepaalde ondernemingen als nieuwe klant afwijzen, terwijl daarvoor geen reële integriteitsrisico’s bestaan. Daarmee ontstaat in de praktijk een spanningsveld tussen de integere en beheerste bedrijfsuitoefening van een bank als vergunninghoudende instelling en het aanbieden en openen van een zakelijke betaalrekening aan ondernemingen, met als gevolg dat een onderneming niet kan deelnemen aan het betalings- en daarmee economisch- en maatschappelijk verkeer. Zonder betaalrekening geen bestaansrecht.
Doordat banken in de praktijk min of meer hetzelfde beleid hanteren, zorgt dit ervoor dat financiële ondernemingen zoals betaaldienstverleners, elektronisch geldinstellingen, trustkantoren en stichtingen derdengelden bij het openen van een zakelijke betaalrekening vaak nul op het rekest krijgen. Het gevolg daarvan is dat deze ondernemingen bijvoorbeeld genoodzaakt zijn naar het buitenland uit te wijken om daar een betaalrekening te openen, wat een suboptimale situatie is. Daarnaast is het starten van een kort geding procedure tegen de bank vanwege het procesrisico en bijbehorende hoge kosten wat mij betreft ook geen oplossing.
Door steeds verdere aanscherping van de integriteitswet- en regelgeving en de uitleg daarvan en het toezicht daarop door DNB, zien banken zich als poortwachter van de financiële sector in toenemende mate genoodzaakt zakelijke partijen een betaalrekening te weigeren. In gevallen waar de integriteit van een zakelijke partij in het geding blijkt te zijn, is dit een goede zaak. Voor zover geen (reële) integriteitsrisico’s bestaan, moet naar mijn mening de bank in beginsel meewerken aan het openen van een zakelijke betaalrekening. Het is immers een primaire voorwaarde om deel te kunnen nemen aan het economische verkeer.
De balans lijkt als gevolg van hiervoor beschreven ontwikkelingen langzaam aan zoek te raken, met als gevolg dat financiële ondernemingen met legitieme bedrijfsactiviteiten door de verstrekkende risico-mitigerende opstelling van banken geen Nederlandse bankrekening kunnen openen en daardoor niet kunnen deelnemen aan het betalingsverkeer. Deze verstoorde balans kan naar mijn mening door de wetgever worden hersteld door het recht op een zakelijke basisbetaalrekening voor de hiervoor genoemde groep ondernemingen wettelijk te verankeren, net als dit heeft plaatsgevonden voor natuurlijke personen. Daarnaast zie ik een belangrijk rol voor DNB weggelegd om een bijdrage te leveren aan het voorliggende probleem. DNB kan zich op dit onderdeel bijvoorbeeld duidelijker uitlaten, zodat het voor banken ook duidelijker wordt wat van hen wordt verwacht en zij minder terughoudend zullen (en hoeven te) zijn bij het openen van een zakelijke betaalrekening voor financiële ondernemingen die de markt willen betreden.