Hoe relevant en effectief zijn we eigenlijk?
Dit verse Finnius-blog is tegelijkertijd ook een beetje een feestblog, want Finnius bestaat deze maand tien jaar. Een mooi moment dus om even stil te staan bij de vraag wat ons professionele bestaansrecht is en ook of dat er nog wel is. Maken we verschil en zo ja wat voegen we dan eigenlijk toe?
Zo’n vraag stellen en zelf beantwoorden heeft iets van eigen keurmeester spelen. Maar vooruit, als je dat netjes doet mag dat. We gaan even terug in de tijd naar februari 2010. Destijds ontstonden meerdere nichekantoren in de advocatuur en dat gaf founding fathers Matthieu van Straaten en Andries Doets moed om Finnius starten. Vanaf de eerste dag is geprobeerd verschil te maken als superspecialist in het financieel toezicht. Dat is een bijzonder rechtsgebied dat in hoge mate is geënt op Europese regels en normen en behoorlijk technisch van aard is. Veel detail, veel uitzonderingen en veel … eigenlijk van alles veel. Het bleek een schot in de roos getuige de schare cliënten die de Finnius voordeur sindsdien heeft gevonden als startup of gevestigde naam, van grote of kleine statuur en met meer of minder innovatieve ideeën. Rode draad was en is steeds dat een lastig vraagstuk of weerbarstig probleem aandacht verlangt. En aan de hand van kennis, kunde en een ‘schoenmaker blijf bij je leest’-houding zijn antwoord en oplossing vaak gevonden.
Zie daar de relevantie van ons werk. Gidsen in het woud aan toezichtregels waar menig financiële instelling alle zeilen bij moet zetten om koers te houden in de zwaar gereguleerde financiële sector. Maar ook door de juridische degens te kruisen met de AFM en DNB, opdat voor cliënten duidelijkheid ontstaat over de uitleg van een regel of een rechter zich uitspreekt over een standpunt van de toezichthouder. Zo vormen we de stem die de andere mening laat horen of partijen vertrouwen geeft om zich te verweren. Het blijkt namelijk een forse stap voor menig instelling om op te komen tegen de toezichthouder, waarbij schroom en vrees de relatie te beschadigen om voorrang strijden. Maar c’est le ton qui fait la musique.
Vanuit het perspectief van de cliënten geeft dit allemaal voldoende relevantie. En zo groeiden wij in tien jaar tijd behoedzaam uit tot een van de grootste teams in financieel toezichtrecht van Nederland.
Die relevantie zal ook nog wel blijven, omdat – ben ik bang – de regeldruk nog steeds toeneemt met meer en gedetailleerder regelgeving. Daarbij blazen de toezichthouders ook nog een stevig partijtje mee met hun uitdijende pseudoregelgeving in de vorm van interpretaties, guidance en verwachtingen. Zo bezien heeft onze relevantie, evenals die van onze vakbroeders, in zekere zin helaas iets geforceerds. Dat is op zichzelf beschouwd natuurlijk geen fraaie ontwikkeling. Wet- en regelgeving omtrent het financieel toezicht is omvangrijk en ingewikkeld geworden. Instellingen vinden bij de toezichthouders nog wel eens een dichte deur als het gaat om werkelijk concrete richting en hebben dan superspecialisten nodig om een begaanbaar pad te vinden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat menig marktpartij met de handen in het haar zit. Goed willen doen en goed kunnen doen gaat niet automatisch samen.
Dat brengt mij bij onze effectiviteit. Want relevant zijn zonder effect te hebben is als een schipper met een zeilboot zonder zeilen. Het drijft, dat wel, maar het brengt je nergens. Om effectief te zijn moeten we scherp duiden en zo concreet mogelijk richting geven (en in het gelijk gesteld worden hoort daar zo nu en dan ook wel bij). Op basis van praktische, juridische adviezen kunnen cliënten richting geven aan hun plannen of noodzakelijke correcties doorvoeren in hun organisatie of werkwijze. Dat voorkomt toezichtrechtelijke ongelukken en interventies van de toezichthouder. Preventief onderhoud kost een cent, maar dan heb je ook wat. Zo heeft een instellingsbestuur de handen stevig aan het stuur. Baas in eigen bedrijf. Ik zeg: 100% effectief.
Verder is het essentieel om ook in de juridische arena van bezwaar- en beroepsprocedures effectief te zijn. Dat begint met te bepalen welke punten onderwerp van discussie worden en daarmee dus ook welke punten niet. Focus draagt bij een reële en zuivere discussies en efficiënte procedures. Immers, niet elke zaak leent zich voor een beoordeling door de rechter. Heel effectief zijn formele verweren, de punten van procesrechtelijke aard. Regels zijn regels, ook voor de toezichthouder. Bij materiële verweren loopt dat nog wel eens anders. Daar geeft de rechter de toezichthouder meer ruimte voor het invullen van normen en het handhaven daarvan. Maar ook daar weten we met enige regelmatig effect te sorteren.
Al met al een score waarmee je thuis kunt komen. Dat is wel een feestje waard ongeacht of je nu tien jaar bestaat of niet. Maar onze ambitie reikt verder. Wat zou het mooi zijn als het nog beter lukt om in escalerende zaken in een vroeg stadium tot een gesprek tussen partijen te komen. Een gesprek dat verder strekt dan het uitwisselen van standpunten. Waar aanhoren verandert in luisteren en – zou het mogelijk zijn? – begrip ontstaat. Instellingen ontbreekt het wel eens aan reflectie, waardoor de toezichthouder niet goed wordt verstaan. En de toezichthouder zit nog wel eens vast in een eigen dynamiek die haar belemmert een standpunt te herijken of herzien. We hebben de positie en ambitie om daar onze tanden in te zetten. Eens kijken of we ook daar verschil kunnen maken. Bij een volgend jubileum bloggen we hoe hoog we de vlag hier hebben kunnen hijsen. En hopelijk heel veel eerder.