Nieuwe kapitaal- en governance-eisen: Consultatie Implementatiewet IFD/IFR
Op 10 juli 2020 heeft het Ministerie van Financiën het concept wetsvoorstel ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/2034 (Investment Firms Directive, IFD) en uitvoering van Verordening (EU) 2019/2033 (Investment Firms Regulation, IFR) gepubliceerd ter consultatie. De nieuwe regels bevatten belangrijke wijzigingen van het bestaande toezichtrechtelijke kader voor beleggingsondernemingen. De regels zijn van toepassing vanaf 26 juni 2021, en dienen voor die datum te zijn geïmplementeerd. Marktpartijen kunnen tot 7 augustus 2020 een consultatiereactie indienen.
Reikwijdte IFD/IFR
IFD en IFR bevatten een nieuw prudentieel raamwerk voor beleggingsondernemingen die een vergunning hebben in de zin van MiFID II. Dit nieuwe raamwerk beoogt specifieke kwetsbaarheden en risico’s die inherent zijn aan die beleggingsondernemingen op passender wijze te adresseren dan het huidige prudentiële raamwerk van CRD IV/CRR.
Om te bepalen aan welke eisen een bepaald type beleggingsonderneming dient te voldoen, zal er een nieuw classificatiesysteem voor deze beleggingsondernemingen gaan gelden. In een notendop, kunnen beleggingsondernemingen worden ingedeeld in drie categorieën:
- Class 1: systeemrelevante en grote beleggingsondernemingen, die zullen worden aangemerkt als ‘kredietinstelling’ in de zin van CRR.
- Class 2: grote en verweven beleggingsondernemingen, die niet in Class 1 of Class 3 vallen.
- Class 3: kleine en niet-verweven beleggingsondernemingen die aan specifieke cumulatieve criteria voldoen die zijn neergelegd in Artikel 12 IFR (bijvoorbeeld: geen financiële instrumenten of gelden voor cliënten aanhouden, minder dan EUR 1,2 miljoen Assets under Management en dagelijks EUR 100 miljoen (cash trades) of minder dan EUR 1 miljard (derivaten) aan Client Orders Handled).
Class 1 beleggingsondernemingen zullen onder de reikwijdte van CRD IV/CRR blijven vallen. Class 2 en Class 3 beleggingsondernemingen zijn onderhevig aan de regels van IFD/IFR. Het merendeel van de beleggingsondernemingen in Nederland zal in Class 3 vallen.
Kapitaalvereisten
Kort samengevat, zullen onder het nieuwe regime de Class 2 beleggingsondernemingen hun solvabiliteitseis moeten berekenen aan de hand van (i) het aanvangskapitaal (ofwel minimum eigenvermogenseis), (ii) het vastekostenvereiste, en (iii) de som van toepasselijke K-factoren (risicogebaseerd). De hoogste van de drie uitkomsten bepaalt de kapitaaleis. Voor Class 3 beleggingsondernemingen geldt enkel de hoogste van de (i) vastekostenvereiste en (ii) het aanvangskapitaal. Onder IFD/IFR zijn de vaste bedragen voor het aanvangskapitaal iets hoger dan momenteel het geval is.
Daarnaast geldt er onder meer een liquiditeitseis, namelijk dat beleggingsondernemingen een bedrag aan liquide activa dienen aan te houden dat minstens gelijk is aan een derde van de vaste kosteneis, en worden een aantal aanvullende governance regels ingevoerd (inclusief beloningsregels).
Governance, beloningsregels en lidstaatopties
IFD bevat voor Class 2 beleggingsondernemingen een aantal nieuwe governance vereisten. Die zien voor een groot deel op beloningen, maar betreffen bijvoorbeeld ook transparantie, de behandeling van risico’s en de rol van het management bij risicobeheersing.
Ondanks dat IFD zelf geen specifieke bonus cap bevat, zal in Nederland onder de huidige voorstellen als hoofdregel de bonuscap van 20% blijven gelden. Deze bonuscap en de huidige beloningsregels in de Wft gelden voor alle medewerkers van beleggingsondernemingen. De nieuwe aanvullende regels uit IFD voor ‘identified staff’ van Class 2 beleggingsondernemingen zullen worden neergelegd in een regeling van DNB (zoals de huidige Regeling beheerst beloningsbeleid) in plaats van in de Wft zelf.
IFD bevat enkele lidstaatopties, die betrekking hebben op een uitzondering voor bepaalde beloningsregels in het licht van proportionaliteit. Onder IFD hoeven de regels over de uitgestelde betaling (deferral) en de betaling in financiële instrumenten niet te worden toegepast door beleggingsondernemingen of voor variabele beloningen die qua omvang onder bepaalde drempels blijven (artikel 32 lid 4 IFD). Blijkens de toelichting bij het wetsvoorstel zal Nederland geen gebruik maken van de lidstaatoptie om de proportionaliteitsdrempel met betrekking tot balance sheet omvang te verhogen van EUR 100 miljoen naar EUR 300 miljoen (artikel 32 lid 5 IFD). De Nederlandse wetgever zal daarentegen wel gebruik maken van de lidstaatoptie om de uitzondering met betrekking tot deferral en non-cash instrumenten te beperken tot variabele beloningen van EUR 50.000 of 10% (in plaats van 25%) van het jaarlijkse vaste salaris van de betreffende persoon (artikel 32 lid 7 IFD).
Voor meer informatie over IFD/IFR, zie het artikel ‘Het nieuwe prudentiële raamwerk voor beleggingsondernemingen’ van Bart Bierman (co-auteur) in Tijdschrift voor Ondernemingsrecht. Voor meer over de beloningsregels onder IFD/IFR, zie de Finnius Vindt blog ‘New remuneration rules under IFD/IFR and the impact for Dutch investment firms’ van Eleonore Sijmons.