Kabinet komt met nieuwe anti-witwasaanpak
Het kabinet heeft op 14 mei 2025 een nieuwe anti-witwasaanpak gepubliceerd (zie link). De nieuwe aanpak heeft twee hoofddoelen, namelijk: (i) het verlagen van de lasten voor bonafide ondernemers en burgers, en (ii) het verhogen van de barrières voor criminelen.
In de brief doet het kabinet een veelvoud aan voorstellen die moeten bijdragen aan de hierboven genoemde doelen. De voorstellen vallen onder te verdelen in een aantal clusters: (i) mindere lasten voor poortwachters en hun klanten; (i) gegevensdeling verbeteren; (iii) een goed werkend UBO-register; (iv) gerichte communicatie voor meer begrip bij klanten; (v) betaalrekeningen voor bonafide klanten. Wat betreft het verhogen van de barrières voor criminelen zet het kabinet in op het intensiveren van: (i) de risicogebaseerde aanpak, en (ii) de coördinatie vanuit de overheid.
Hieronder bespreken wij vijf voorstellen die ons opvallen gezien de impact voor de praktijk:
- Lastenluwe implementatie van het Europese anti-witwaspakket: Het kabinet zegt toe het nieuwe Europese anti-witwaspakket zo lastenluw mogelijk te gaan implementeren. Dit betekent concreet dat waar mogelijk wordt gekozen voor de optie die zorgt voor de minste uitvoeringslasten voor de sector. Het kabinet heeft ook uiteengezet welke ruimte zij in het AML-pakket ziet om lastenluwe implementatiekeuzes te maken (zie link). Zo wil Nederland de reikwijdte van de nieuwe anti-witwasverordening nationaal zo veel als mogelijk beperkt houden binnen de mogelijkheden die de verordening biedt. De anti-witwasverordening verplicht bijvoorbeeld om het hoofdzaakcriterium per type financiële instelling uit te werken op basis van voorgeschreven indicatoren zoals omzet en aantal transacties. Nederland is voornemens deze criteria zo nauw als mogelijk te formuleren om zo de groep van instellingen die onder de reikwijdte van de anti-witwasverordening wordt gebracht te beperken. Ook wil Nederland niet een registratieplicht voor alle (nieuwe) poortwachters invoeren, maar gaat er gebruik gemaakt worden van bestaande registers en gegevens, zoals die van de Kamer van Koophandel (KvK).
- Banken worden aangesloten op de Basisregistratie Persoonsgegevens (BPR): in het kader van het beter delen van gegevens kiest het kabinet ervoor om banken in de toekomst ook toegang te geven tot het BPR zodat zij (bepaalde) gegevens uit het BPR kunnen halen die zij nodig hebben voor het cliëntenonderzoek. Het kabinet licht echter niet toe waarom andere Wwft-instellingen ook niet worden aangesloten op het BPR. Het is goed voorstelbaar dat ook bij andere type Wwft-instellingen de wenst bestaat om toegang te krijgen tot het BPR.
- Het UBO-register wordt betrouwbaarder gemaakt: De KvK gaat meer doen om – periodiek – de juistheid van de UBO-registraties in het UBO-register zelf te controleren. Daarnaast is het kabinet voornemens poortwachters toegang te geven tot meer informatie uit het UBO-register om het cliëntenonderzoek te vergemakkelijken. Hierover wordt advies opgevraagd bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Het is daardoor nog niet duidelijk om welke (aanvullende) gegevens het gaat. In het kader van het onderzoek naar sancties wordt het UBO-register ook aangepast om het onderzoek makkelijker te maken. Zo moet het in de toekomst mogelijk zijn om in het UBO-register aan te tekenen als een persoon of bedrijf onder een in Nederland toepasselijke sanctieregime valt.
- Recht op toegang tot een zakelijke betaalrekening: het kabinet heeft de sector opdracht gegeven om een voorstel tot zelfregulering te doen voor het recht op een zakelijke betaalrekening. Ook zet het kabinet in op een Europees recht op toegang tot een zakelijke betaalrekening. Mochten beide initiatieven niet tot het gewenste resultaat leiden, dan komt het kabinet met een nationaal voorstel om het recht op toegang tot een zakelijke betaalrekening te regelen.
- Het melden van verdachte transacties: het kabinet legt uit dat Wwft-instellingen onder het nieuwe AML-pakket verdachte transacties moeten gaan melden aan de FIU in plaats van ongebruikelijke transacties. De definitie van verdachte transactie ligt vast in de anti-witwasverordening, en de nieuwe Europese anti-witwasautoriteit gaat nadere indicatoren formuleren voor verdachte transacties. Nederland heeft dan ook geen ruimte onder het nieuwe raamwerk om nationale indicatoren voor te schrijven. Het kabinet bevestigt hiermee dat de huidige Nederlandse meldsystematiek eindig is.
Het kabinet heeft ook besloten om niet nu al over te gaan op een meldsystematiek van verdachte transacties, met name omdat een andere meldplicht een zorgvuldige voorbereiding vereist. Kortom: tot 10 juli 2027 zijn Nederlandse Wwft-instellingen gehouden om ongebruikelijke transacties te melden aan de FIU. In het verleden is deze verandering in meldsystematiek ook als een lastenverlichting voor de sector gepresenteerd. De vraag is of dat in de praktijk ook daadwerkelijk zo gaat zijn omdat instellingen onder de nieuwe meldsystematiek zelf de afweging moeten gaan maken of een opvallende transactie verdacht is, terwijl onder de huidige meldsystematiek al bij een vermoeden van witwassen of financieren van terrorisme de (ongebruikelijke) transactie moet worden gemeld aan de FIU. Deze hogere melddrempel maakt dat instellingen zelf meer onderzoek moeten gaan doen naar de transactie.
Deze brief past goed in de tendens die al langer zichtbaar is, en die uitgaat van verminderde regeldruk (zie bijvoorbeeld ons nieuwsbericht over de visie van de minister van Financiën op de financiële sector). Al met al bevat de brief een aantal waardevolle initiatieven die hopelijk gaan bijdragen aan de lastenverlichting die wordt beoogd. Bij het goed bestuderen van de voorstellen valt op dat de brief in die zin niet veel nieuwe voorstellen bevat, maar vooral verwijst naar lopende initiatieven en de aanstaande implementatie van het Europese AML-pakket. Een ander opvallend punt is dat met name banken worden geholpen bij het verder vergemakkelijken van het cliëntenonderzoek. Andere type Wwft-instellingen worden vooralsnog niet in diezelfde mate ontzorgd, terwijl de toonzetting van de brief wel de bankensector overstijgt. Het kabinet lijkt ook in te zetten op een lastenverplichting voor iedere Wwft-instelling, en daarmee moet de impact van de brief op de gehele financiële sector (inclusief de toezichthouders) niet worden onderschat. Hopelijk besteedt de wetgever in de aanstaande wetgevingstrajecten ook (meer) aandacht aan de lasten van andere type Wwft-instellingen.