Minister van Financiën roept op tot verder centraal stellen klantbelang bij consumptief krediet

Gepubliceerd op 13 september 2018

Op 11 september 2018 stuurde de Minister van Financiën Wopke Hoekstra een brief naar de Tweede Kamer waarin hij de Tweede Kamer informeerde over de uitkomsten van een onderzoek naar de consumptiefkredietmarkt dat is uitgevoerd door de AFM, het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van het Actieplan Brede Schuldenaanpak van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

In zijn brief noemt minister Hoekstra de volgende beleidsdoelstellingen voor de consumptiefkredietmarkt:

  1. In de leenomgeving worden consumenten door aanbieders niet gestuurd in de richting van een hoger leenbedrag en/of een langere looptijd.
  2. Lenen voor consumptieve uitgaven is niet iets vanzelfsprekends; aanbieders zetten niet het beeld neer dat dit wel zo is.
  3. De leenomgeving wordt door aanbieders zo ingericht dat consumenten zich realiseren dat ze een krediet afsluiten met terugbetalingsverplichting en (rente)kosten.

Aan deze beleidsdoelstellingen koppelt de minister verschillende vervolgacties. Een daarvan is dat de minister een alternatief wil zoeken voor de huidige waarschuwing “Let op, geld lenen kost geld”. Hij roept ook betrokken partijen op om de op handen zijnde herziening van verschillende gedragscodes aan te grijpen om het klantbelang meer centraal te stellen. De minister noemt specifiek zijn zorgen over het hoge aantal betaalachterstanden bij verzendhuiskredieten (34%) en hij verwacht dat aanbieders van verzendhuiskredieten aanvullende stappen zullen zetten om dit percentage omlaag te brengen.

Concrete actiepunten voor kredietaanbieders naar aanleiding van de brief van de minister zijn onder meer:

  • Nagaan of de wijze van presentatie van het krediet niet in strijd is met de bovengenoemde beleidsdoelstellingen. In de brief wordt gerefereerd aan praktijken die volgens de AFM en de minister onwenselijk dan wel ontoelaatbaar zijn. Een voorbeeld is het framen van een krediet als een vanzelfsprekende betaalmethode, zonder duidelijk genoeg te zijn over de gevolgen van het betalen door middel van een krediet.
  • Waar mogelijk aanscherpen van de kredietwaardigheidstoets, bijvoorbeeld door de consument ook te vragen naar kleinere uitstaande leningen.
  • Bezien of intern beleid en de praktijk ten aanzien van het omgaan met betalingsachterstanden kan worden aangescherpt.
  • Bij doorlopend krediet: uitvoeren van scenario-analyses om na te gaan of en zo ja wanneer een locked-up situatie zou kunnen ontstaan, met het doel deze situaties te kunnen voorkomen.

De brief van de minister en het onderliggende AFM rapport “Ontwikkelingen en risico’s op de consumptiefkredietmarkt” vindt u hier.