Nieuwe EBA Richtsnoeren over ‘de-risking’; de pendule zwaait (voorzichtig) weer

De naleving van de Wwft drukt zwaar op de financiële sector. ING, Rabobank, ABN AMRO en de Volksbank waren – volgens een enquête van DNB – in 2021 ruim EUR 1,1 miljard kwijt aan het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering. Het grootste deel van deze kosten werd gemaakt om de inzet van ruim 10 000 FTE te bekostigen. Deze kosten worden niet geheel vrijwillig gemaakt, maar onder andere onder druk van het handhavingsinstrumentarium van in dit geval DNB (en zelfs in sommige gevallen het OM). Naast dat deze kosten (gedeeltelijk) worden doorberekend aan cliënten, heeft deze verscherpte aandacht op de naleving van de Wwft ook andere neveneffecten. Zo nemen banken rigoureuze maatregelen om de risico’s op witwassen en/of terrorismefinanciering te verminderen, althans om het risico op handhaving door de toezichthouder te verkleinen. In dat verband worden ook bedrijven waarin veel cash geld omgaat gedwongen om geen contant geld meer te accepteren, en worden soms hele sectoren (zoals de trustsector) uitgesloten van een betaalrekening. Simpelweg omdat banken niet meer zitten te wachten op het risico dat gepaard gaan met deze sectoren en de kosten die gemoeid zijn met het cliëntenonderzoek.

Deze tendens is al een tijd zichtbaar. Meerdere partijen hebben hier al op gewezen, en ook DNB is vorig jaar tot het inzicht gekomen dat het hard blijven drukken op de naleving van de Wwft ook negatieve gevolgen kan hebben. Mijn kantoorgenoot Marijke Kuilman schreef vorig jaar een blog over het rapport van DNB genaamd ‘Van herstel naar balans’ waarin dit voortschrijdende inzicht werd beschreven. Het Ministerie van Financiën heeft inmiddels ook aandacht voor deze negatieve gevolgen, en heeft recentelijk nog in kaart gebracht van welke sectoren bekend is dat zij problemen ervaren, wat hier de oorzaken van zijn en welke acties worden ondernomen. Op 30 mei 2023 publiceerde de NVB – in samenspraak met DNB – een vijftal standaarden die het cliëntenonderzoek minder ingrijpend moeten maken voor cliënten met een lager risico (en er volgen nog meer standaarden). Ook op Europees niveau is er aandacht voor het concept van ‘de-risking’, waaronder door de Europese Bankautoriteit (EBA). Zo publiceerde EBA in januari 2022 een opinie over de-risking. Eind 2022 verschenen er ook concept richtsnoeren met concrete handvatten die instellingen konden gebruiken in hun omgang met cliënten/sectoren met een hoog risico. Deze richtsnoeren zijn inmiddels definitief geworden, en worden op dit moment vertaald in alle officiële EU-talen. In het vervolg wordt stilgestaan bij dit ‘pakket’ van EBA.

De aanpassingen zijn tweeledig: (i) een aanpassing van de al bestaande ‘Risk Factor Guidelines’ die financiële ondernemingen moeten helpen begrijpen wat ze kunnen doen om de ML/TF-risico’s die aan met name non-profit organisaties zijn verbonden te adresseren in plaats van deze partijen geen diensten (meer) te verlenen; en (ii) nieuwe richtsnoeren die de wisselwerking beschrijven tussen de toegang tot financiële diensten en de AML/CFT-verplichtingen van financiële ondernemingen. Met name de nieuwe richtsnoeren bevatten een aantal interessante suggesties die hierna kort beschreven worden.

Extra richtsnoeren

EBA verwacht dat financiële ondernemingen hun procedures zo inrichten dat ze een onderscheid maken tussen de ML/TF-risico’s die worden geassocieerd met een sector, en de risico’s die worden geassocieerd met de individuele cliënt die actief is in de sector. De toepassing van dit beleid kan er in de ogen van EBA niet toe leiden dat sectoren op voorhand worden uitgesloten. Dit zal dus per individuele cliënt moeten worden bepaald.

Alvorens een besluit te nemen om een zakelijke relatie af te wijzen of te beëindigen, dienen financiële ondernemingen zich ervan te vergewissen dat zij alle mogelijke risicomitigerende maatregelen hebben overwogen die redelijkerwijs in het specifieke geval kunnen worden toegepast.

Het beleid van financiële ondernemingen moet criteria bevatten op basis waarvan redelijkerwijs gezegd kan worden dat er sprake is van ML/TF. Elk besluit om geen zakelijke relatie aan te gaan, of te beëindigen, moet worden vastgesteld inclusief de beweegredenen daarachter. In het geval dat de financiële onderneming de zakelijke relatie beëindigd, of niet wenst aan te gaan, dan moet de cliënt ook op de mogelijkheid worden gewezen dat er contact op genomen kan worden met de toezichthoudende autoriteiten en/of een instelling voor alternatieve geschillenbeslechting.

Kortom: EBA legt de lat waar financiële ondernemingen overheen moeten springen voordat een zakelijke relatie kan worden beëindigd, hoog .

Naast deze beleidsmatige guidance, geeft EBA ook uitdrukkelijk mee dat financiële ondernemingen de risico’s kunnen verminderen door het verlenen van een beperkte(re) dienstverlening. Hierbij verwijst EBA dan naar de mogelijkheid van de basisbetaalrekening en/of specifieke restricties die worden opgelegd zoals het bedrag dat met de dienstverlening gemoeid kan zijn, het aantal transacties etc.

EBA geeft de volgende suggesties aan mitigerende maatregelen die de risico’s met betrekking tot de dienstverlening aan partijen met een hoog risico kan verminderen:

 

  1. Het niet verstrekken van krediet of rekening-courantfaciliteiten;
  2. Maandelijkse omzetlimieten;
  3. Limieten aan de hoogte van, de soort en/of het aantal overschrijvingen;
  4. Limieten op het aantal transacties van en naar derde landen;
  5. Limiet op de omvang van de deposito’s die op een rekening kan worden aangehouden;
  6. Bepekt aantal betalingen die kunnen worden gedaan aan derde, althans derde die niet door de onderneming zijn geverifieerd; en
  7. Het verbieden van geldopnames uit derde landen.

 

Uitgeleide

De-risking in de financiële sector staat hoog op de agenda, en de guidance van EBA lijkt ter harte worden genomen. Zo onderzoeken Nederlandse banken de mogelijkheid en voorwaarden voor een basisbetaalrekening voor zakelijke cliënten (zie link), een concept dat wij onder andere in Nederland al kennen voor consumenten. Ook schreef de divisiedirecteur die bij DNB verantwoordelijk is voor het elektronische betalingsverkeer recentelijk een blog over de-risking, waarin ze onder meer voorstelde een partij ‘à la Kifid’ op te richten voor de zakelijke markt waaraan geschillen kunnen worden voorgelegd, en heeft de minister van Financiën ook de handschoen opgepakt zoals kan worden teruggelezen in haar kamerbrief over de voorgang beleidsagenda aanpak witwassen. De nieuwe standaarden van de NVB mogen – natuurlijk – niet ontbreken in deze opsomming aan noemenswaardige initiatieven.

De toezichthouders lijken zich dus ontvankelijk te tonen voor de signalen dat het toezicht op de naleving van de Wwft een onsje minder stringent mag (de AFM heeft een dergelijk voortschrijdend inzicht trouwens nog niet publiekelijk getoond). De pendule van het toezicht lijkt dus een voorzichtige zwaai te maken, terwijl de regelgeving zelf waarschijnlijk nog een tegenstelde beweging gaat maken gezien het nieuwe omvangrijke AML/CFT-pakket vanuit de Europese Unie (zie bijvoorbeeld een eerder nieuwsbericht van onze hand).

Het EBA-pakket biedt financiële ondernemingen een handige set aan instrumenten om beter om te kunnen gaan met partijen die een hoog ML/TF-risico met zich brengen, in plaats van deze partijen meteen de deur te wijzen. Hopelijk zijn dit voor de eindgebruiker inderdaad de eerste stappen naar een minder – gedwongen – hardvochtig beleid van Wwft-instellingen.

De richtsnoeren worden nu vertaald in alle officiële EU-talen, en treden vervolgens drie maanden nadat deze gepubliceerd zijn in werking. DNB en de AFM hebben nog niet te kennen gegeven of ze de richtsnoeren, bij wijze van beleidsregels, gaan overnemen, maar gezien het voortschrijdende inzicht van DNB ligt dit wel voor de hand.