Beperkte ruimte voor gezamenlijk transactiemonitoring (wetsvoorstel plan van aanpak witwassen)

Op 21 oktober heeft de minister van Financiën het wetsvoorstel van de Wet plan van aanpak witwassen (het Wetsvoorstel) ingediend. In het Wetsvoorstel zijn enkele maatregelen opgenomen uit een plan van het kabinet uit 2019 om de aanpak van witwassen effectiever te maken. Deze wijzingen leiden tot een wijzing van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de Wet op economische delicten.

Kort en goed is het Wetsvoorstel onder te verdelen in de volgende vier onderdelen:

  1. Een verbod voor beroeps- of bedrijfsmatige handelaren in goederen om transacties vanaf EUR 3.000 in contanten te verrichten;
  2. Een verplichting om gegevens op te vragen over de cliënt bij instellingen behorend tot dezelfde categorie in het kader van het cliëntenonderzoek bij een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme – het is nog zeer de vraag hoe hier praktisch gezien invulling aan gegeven zal moeten worden;
  3. Gezamenlijk monitoren van transacties mogelijk maken voor banken; en
  4. Verduidelijking van het gebruik van bijzondere categorieën persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in het kader van verplichtingen op grond van de Wwft

Het belangrijkste element betreft een wijziging van de Wwft om gezamenlijke transactiemonitoring mogelijk te maken. Het Wetsvoorstel maakt mogelijk dat banken het monitoren van transacties kunnen uitbesteden aan een ‘gezamenlijke voorziening’. Dat is een apart vehikel dat banken oprichten of waaraan zij kunnen deelnemen. Hierbij geldt wel dat de uitbesteding alleen kan zien op het genereren van alerts. De opvolging van deze alerts kan niet worden uitbesteed. Dat betekent dat de banken steeds zelf (i) dienen te onderzoeken of de transactie ongebruikelijk is, (ii) moeten beoordelen of mitigerende maatregelen nodig zijn en (iii) een melding van een ongebruikelijke transactie doen bij de FIU. Andere instellingen die onder de reikwijdte van de Wwft vallen, waaronder betaalinstellingen, beleggingsondernemingen en beleggingsfondsen, kunnen géén gebruik maken van deze vorm van uitbesteding. Sterker: in artikel 10, lid 1, Wwft (nieuw) staat nog steeds dat de Wwft-instellingen − exclusief de banken − de voortdurende controle van de zakelijke relatie (waaronder transactiemonitoring) in beginsel niet mogen uitbesteden aan een derde. Dit is opmerkelijk omdat de toelichting bij het Wetsvoorstel nota bene expliciet vermeldt dat EU regelgeving ruimte laat voor deze vorm van uitbesteding (dus ook voor niet-banken).

Het initiële voorstel is door de Raad van State bekritiseerd vanwege spanning tussen het delen van gegevens voor gezamenlijke transactiemonitoring en de privacybescherming. In het aangepaste wetsvoorstel en de memorie van toelichting is dit geadresseerd door meer aandacht te besteden aan de noodzaak, effectiviteit en proportionaliteit van het delen van persoonsgegevens. De Tweede Kamer gaat zich nu buigen over dit wetsvoorstel. De effectiviteit zal vier jaar na inwerkingtreding van de wet worden geëvalueerd in samenwerking met onder meer FIU, De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Persoonsgegevens.